De mateloosheid en eenvoud van het nuchtere en spirituele genot na mijn alcohol- en Xanaxverslaving.
Opgegroeid in de West-Friese drinkcultuur
Mijn eerste bier dronk ik op de middelbare school tijdens een “fuif” zoals dat toen heette. En uiteraard direct te veel. Mijn genen schreeuwden om alcohol, mijn door stress en medicijnen getergde jongensbrein nog veel luider. En zo werd het langdurig een feest van mateloosheid en genot.
Katers kende ik niet. Ongeacht hoeveel ik dronk. Op zijn West-Fries was veertig bier op een avond in het weekend doodnormaal. En ik bleef als enige het langste nuchter.
De invloed van medicijnen, een traumatische jeugd en het gevangen zitten in mijzelf was een cocktail waarop ik steeds meer moest drinken om in balans te blijven. Het was als een prothese die mij hielp overeind te blijven.
Doorheen mijn hele arbeidzame leven bleef ik drinken. Wel afgewisseld met langdurige periodes waarin ik alleen maar groene thee dronk.
Grenzeloze mateloosheid
In alles wat ik deed was ik mateloos. Drinken, de liefde bedrijven, werken, studeren, boeken lezen, brieven schrijven, poëzie schrijven, plezier maken, sporten. Ik had geen rust in mijn kont.
Ik was mooi van buiten maar van binnen voelde ik mij als het slagveld op de stranden van Normandië.
Meerdere psychiaters en psychologen bezocht ik om maar met mijzelf te kunnen leven. Het hielp allemaal heel even maar meestal niet. Het waren wel bouwstenen voor mijn nuchter-leren-leven-huis, maar toen besefte ik dat nog niet.
Mateloos bezig met gezondheid
Ik heb geluk gehad dat ik tegelijkertijd een mateloze gezondheidsfreak was en zo gezond mogelijk at, sportte (ik fietste met mijn dolle kop zo de Mont Ventoux op), potten vitamine B verslond en toch regelmatig periodes alcoholvrij was.
“Zie je wel, ik ben geen alcoholist, want ik kan het laten staan.” “Ik ben een levensgenieter.” waren mijn lijfspreuken. Of "Ik ben een hedonist," ook zo'n leuke.
En zo leefde ik mijn moeizame bestaan als Dr Jekyll en Mr Hyde. Ik werd verliefd trouwde, ging scheiden, wipte van het ene bed in het andere, werd weer verliefd, ik ging zakelijk en persoonlijk failliet, trouwde.
En ik bleef maar alcohol doordrinken.
De ware liefde
Ondanks mijn drinken kreeg ik met mijn fantastische echtgenote gedurende mijn nuchtere perioden twee prachtige zoons. Hoewel omringd door zoveel liefde: het hield mij niet duurzaam nuchter.
Het ging fout. Heel erg fout.
Op een dag verloor ik alle controle. Het was vlak na mijn zakelijk en persoonlijk faillissement in 1993 dat mijn lichaam het opgaf. Van de ene op de andere dag werd ik als het ware gedronken. Ik verloor niet alleen de controle tijdens het alcohol drinken maar ook als ik niet dronk was ik geen meester meer over mijn trekgevoelens.
Ik moest en zou drinken om mijzelf niet-ziek te voelen. Ik moest en zou drinken om de trauma’s door mijn faillissement losgemaakt in mij te bezweren.
Demonen
Onverklaarbare angsten gierden door mijn lijf en ’s nachts kwamen demonen in het donker hun opwachting maken. Beelden vanuit mijn jeugd, van (vermeend) seksueel misbruik, van eenzaamheid en verdriet. Volslagen ontredderd en machteloos tegenover mijn verslaving.
De laatste fase
Ik lag in bed. In de laatste fase van alcoholisme aangeland: 24/7 drinken. Dat betekende dat ik vrijwel niet at, steeds dronk, overgaf, opnieuw dronk en dat weken achtereen.
Om de angst te bezweren kreeg ik Xanax voorgeschreven van mijn huisarts. Een paar pillen met een glas wodka hielpen mij weer een paar uur buiten westen.
Aan de buitenkant leek het alsof ik redelijk normaal was maar mijn vrouw wist wel beter. Die stond wanhopig aan de zijlijn, met haar handen in het haar machteloos te kijken hoe ik mijzelf vernietigde.
Eerste keer kliniek
In 1995 werd ik op mijn 41ste na een drinkgelag van weken voor het eerst opgenomen in de Brijderkliniek te Alkmaar. Vergezeld door mijn arrogante egocentrische ik was ik bereid - na een heftige ruzie met mijn vrouw - te ontwennen voor drie dagen.
Drie dagen werden drie weken op de DETOX. Drie weken werden zes maanden intern waarvan de laatste drie als resocialisatieprogramma.
Je hebt hier niets te zoeken
Een typische uitspraak van Inge, mijn mentrix daar, was (als ik weer eens liep te oreren over al het onrecht dat mij was aangedaan): “Pak je koffer maar. Als je niet bereid bent aan jezelf te werken heb je hier helemaal niets te zoeken”
En dan sputterde ik nog wat tegen maar bond in want naar “buiten” durfde ik eigenlijk niet goed.
Uiteindelijk werd ik na zes maanden ontslagen en ging schoorvoetend, zwetend en bibberend het 'echte' leven weer in. Vervuld van schaamte en gevoelens van vernedering vond ik het moeilijk mijn draai te vinden en weer mensen te ontmoeten.
Ik pakte mijn werk als grafisch ontwerper weer op. Maar mijn wrok, mijn boosheid over het mij aangedane onrecht met daarbij mijn traumatische jeugdervaringen had ik nog steeds niet verwerkt.
Mijn plek in ons gezin was overgenomen door mijn vrouw en langzaam moest ik mijn verantwoordelijkheden in ons gezin weer terugnemen. Dat ging niet van een leien dakje. Ik moest veel goed maken. Vertrouwen was moeizaam.
Ik ging een tijdlang ook naar de Anonieme Alcoholisten. Met tegenzin: 'Ik wil hier niet zijn,' was mijn vaste uitspraak.
Drie jaar lang terugvallen
Van 1996 tot aan 27 mei 1998 ben ik meerdere keren teruggevallen en dankzij de visie van de psychiater aldaar dat een alcoholist een patiënt is met recht op hulp werd ik telkens weer opgenomen, ontnuchterd en dan ging het weer een tijdje goed.
Ook zei hij heel bedaard: “Op een dag gaat er wat stuk en dan ben je dood. Zo gaat dat”
Begin mei 1998 belandde ik weer in een terugval. Als de psychische druk van al die onverwerkte gevoelens te hoog werd viel ik terug op ontlading door drinken en pillen slikken.
Standaard begon het onschuldig met een glas wijn op het eind van de dag. Mijn vrouw keek dan al zorgelijk maar ik kon lullen als Brugman. En zo hield ik haar, maar voornamelijk mijzelf, voor de gek.
De volgende dag werden het er twee. “Gisteren ging het toch ook goed!”
En de derde dag begon ik dan ’s morgens vroeg zodra ik wakker werd. Dan liep de craving op en moest en zou ik alcohol hebben. Sloop ik de trap af, trok een fles wijn uit de koeling en zette die aan mijn mond.
De vierde dag kocht ik wodka, en de kater de volgende dag noemde ik dan griep.
Omdat ik steeds zieker en banger werd moest en zou de dokter komen. Maar mijn vrouw weigerde dat: “Je bent dronken. Ik bel hem niet”
Soms lukte het mij haar te overtuigen en kwam de huisarts langs. Dan wierp hij een blik op me en zei vervolgens tegen haar: “We moeten hem eerst maar weer eens nuchter zien te krijgen”
De laatste 24 uur in de hel op aarde
Op 26 mei 1998 zou ik weer als crisisopname in de kliniek opgenomen worden. Toen ik in de taxi stapte zei ik echter tegen de chauffeur dat ik naar een hotel wilde en niet naar de kliniek.
“Weet je dat nu wel zeker Cees,” zei hij, mij al kennende.
“Ja.”.
En zwijgend leverde hij mij af in een hotel waarop de gevel het grote getal 24 stond geschilderd.
De laatste 24 uur van mijn leven dat ik ooit nog zou drinken.
De 24 uur van Vandaag drink ik niet.
De 24 uur van Anonieme Alcoholisten.
Maar dat besef kwam later.
Ik wilde dood
Wat mij betrof waren het de laatste 24 uur van mijn leven.
Ik was het zat, ik kon niet meer, ik was volledig verslagen en hing aan een paar vingers aan de rand van mijn diepste put ooit. Op weg naar de bodem. Ik zag maar een uitweg: ik wilde dood.
Ik sleepte mijzelf naar de slijter in een nabijgelegen winkelcentrum en kocht drie flessen wodka. De man keek mij aan en zei: “Het gaat toch wel goed met u?”
IJzerenheinig antwoordde ik: “Prima hoor, dank u wel”
En ik ging terug naar mijn hotelkamer om die flessen tezamen met Xanax soldaat te maken.
’s Middags werd ik wakker nadat ik twee flessen wodka leeggedronken had, de helft van de drank had ik er ook weer uitgekotst.
De rand van de put had ik losgelaten en ik lag op de bodem te stuiptrekken.
Ik was nog nooit zo bang geweest als die middag.
Ik ontmoette de Moeder aller Demonen.
Ik ontmoette de Moeder aller Angsten.
Ik huilde alle krokodillentranen en jankte om hulp.
Dankzij een vriend ben ik toch diezelfde dag nog in de kliniek opgenomen. Stomdronken en verdoofd.
Doordrinken in de kliniek
Toen de stagiaire die de intake deed het kantoortje uitliep om een formulier te pakken verhuisde de laatste fles wodka razendsnel uit mijn plastic tas naar de binnenzak van mijn colbert.
‘s Avonds verliet ik regelmatig de huiskamer om in het toilet - waar ik mijn fles onder de vuilniszak in de vuilemmer verstopt had - een paar slokken te nemen en over te geven.
Toen ik de restjes kots van mijn lippen afveegde en opnieuw een slok wodka wilde nemen jeukte er een gedachte door mijn hoofd.
Een boodschap
Helder, luid en duidelijk resoneerde er een boodschap in mij: 'als ik niet bereid was om voor mijzelf te leven was ik het verplicht aan mijn zoons om voor hen nuchter door te leven.'
Een innerlijke stem
Vanuit dat plotselinge glasheldere besef viel ik op mijn knieën voor de toiletpot als ware het dat ik knielde voor het altaar in de kerk en riep – hoewel ongelovig – boos en in opperste wanhoop: ”Lieve Heer help mij in godsnaam van de drank af.”
En opeens voelde ik mij bevrijd. Ik krabbelde overeind en in mij klonk een stem: “Van wie moet je eigenlijk drinken?” En ik antwoordde spontaan “Van niemand”.
De wodka in de plee
Ik kieperde de fles leeg in de plee, voelde mij bevrijd en heb nooit meer een druppel alcohol gedronken. Ik besefte en accepteerde dat alcohol drinken en pillen slikken niet langer mogelijk was als ik ook een aanwezige vader voor mijn kinderen wilde zijn.
Nu meer dan 23 jaar later terugkijkend realiseer ik mij dat ik nog maar aan het begin van een reis stond die tot op de dag van vandaag voortduurt.
De moeilijkheden waren niet over, de uitdagingen werden alleen maar groter maar zolang ik maar niet dronk zou het alleen maar beter kunnen gaan.
Ik werd mij in dat toilet bewust en voelde het ook dat ik moest erkennen dat ik niet kon drinken.
Vanuit dat heldere besef accepteerde ik het volledig en begon aan mijn reis van verandering. Stap voor stap, dag voor dag werkte ik aan mijn herstel en verwerkte beetje bij beetje mijn trauma's.
Dankzij mijn lotgenoten bij AA ben ik de eerste tien jaar doorgekomen tezamen met alle mensen die van mij hielden en de hulpverleners in de kliniek. Zij allemaal hebben mij geholpen in te zien dat ik in nederigheid mijn hoofd moest buigen ten opzichte van mijn verslaafde ik.
Ik reis nu al meer dan twee decennia in het Hier en Nu en ervaar dagelijks mijn rijke nuchtere leven. Waarlijk een godsgeschenk.
En dat is in alle eenvoud een waar genot.
Mijn zoons kunnen zich mij als drinkend alcoholist niet voorstellen. Maar mijn vrouw en ik weten wel beter ...
Mocht je vanaf 1 februari weer af en toe een borrel nemen dan wens ik je veel plezier.
Geniet er van en wees blij dat je kunt drinken! Ik kan het niet.
Cees.
P.S.
Heb je het psychisch moeilijk en/of bijvoorbeeld last van ontwenningsverschijnselen aarzel dan niet en vraag professionele hulp. Bijvoorbeeld bij je huisarts of via Alcoholinfo. Maar je kunt ook contact met mij opnemen.



